-
1 gründen
gründen1 gebaseerd zijn, berusten, steunen♦voorbeelden:1 auf, in einer Sache gründen • op iets gebaseerd zijn, berustenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stichten, oprichten ⇒ in het leven roepen, vestigen♦voorbeelden:ein Unternehmen gründen • een zaak, onderneming oprichten, vestigen1 berusten, steunen, gebaseerd zijn♦voorbeelden: -
2 eine Familie gründen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский